Notities van een trotse ex-verslaafde

Er doet een amusante onderwijsmythe de rondte over de toetscultuur in het voortgezet onderwijs. Het verhaal gaat over een docent, ik meen Nederlands, die een interessante methodiek heeft ontwikkeld om de werkstukken van zijn leerlingen na te kijken. De leraar neemt de werkstukken mee naar huis in een rieten mand, waarna hij met de mand de trap op loopt. Eenmaal boven kiepert hij de inhoud van de mand de trap af. De werkstukken die onderaan de trap zijn beland krijgen een acht. De werkstukken die in het midden van de trap zijn gevallen krijgen een zeven. De werkstukken aan zijn voeten krijgen een zes. Klaar!

Of de anekdote op waarheid berust valt te betwijfelen. Ik heb hem nu tweemaal gehoord van een collega, die beiden beweerden de werkstukgooier persoonlijk te kennen. Hoe dan ook is het een fraaie illustratie bij de doorgeslagen cijfercultuur.

Mijn eigen leerschool met toetsing en cijfers begon acht jaar geleden op mijn vorige school. Ik gaf toen les aan een brede scholengemeenschap waar een heleboel zaken gestandaardiseerd waren, zo ook het toetsbeleid. Binnen mijn sectie lag de methodiek, het curriculum en de materialen waarmee gewerkt werd al sinds jaar en dag vast. Als beginnend docent had dat voordelen: ik was in een gespreid bedje beland en kon na iedere paragraaf domweg een toets uit het sectiehok trekken. Nadat de resultaten van een paar klassen bijzonder positief uitvielen werd mij op het hart gedrukt dat ik te hoog becijferd had. De schoolleiding zou weleens lastige vragen kunnen gaan stellen waar die deviatie vandaan kwam. Bovendien bestond er een angst dat de SE en CSE cijfers te ver uiteen zouden lopen. Mij werd vriendelijk, doch dringend verzocht om de cijfers naar beneden bij te stellen. Het doel was een groepsgemiddelde tussen de 6,2 en 6,5. Het middel was het ‘periodeschrift’. De leerlingen moesten aan het eind van een rapportperiode hun schrift  inleveren, wat beoordeeld werd met een tweemaal tellend cijfer. Leerlingen konden nooit hoger dan een 7 halen voor hun periodeschrift.

Langzaam bekroop mij een gevoel van ongemak over de nadruk op cijfers en de manier waarop er getoetst werd op school. Zeker omdat het leerrendement van al die toetsen te wensen overliet. De school had te kampen met tegenvallende examenresultaten. Ook merkte ik dat kinderen keer op keer dezelfde fouten maakten. Ik begon de overhoringen en repetities – zoals die veelzeggend genoemd werden –  steeds meer in te zetten als ‘leermomenten’. Ik begon te experimenteren, uiteraard binnen de marges van het toetsbeleid, met openboek- en takehome toetsen. Leerlingen mochten spiekbriefjes maken om bij de overhoringen te houden, ze mochten s.o.’s in duo’s maken. Ik zocht naar manieren om het bespreken van toetsen efficiënter te doen verlopen. Ik gaf twee deadlines bij het inleveren van opdrachten: een eerste waarop ik feedback gaf en tweede waarbij ze deze feedback verwerkt moesten hebben.

Toen de kans zich voordeed om opnieuw te beginnen op mijn huidige school gaf dat ook mogelijkheden om na te denken over de manier waarop ik wilde toetsen. Van mijn nieuwe collega’s leerde ik dat er 1001 manieren zijn om met toetsing en cijfers om te gaan. Sommige collega’s gaven alleen maar achten, negens en tienen in de brugklas. Ik had aanvankelijk mijn bedenkingen, maar deze collega’s onderbouwden hun keuze met het argument dat ze het plezier in het leren ten alle tijden wilden behouden. Slechte cijfers werken demotiverend. Ik kreeg een collega die het liefst helemaal géén cijfers wilde geven. Hij liet de leerlingen aan het begin van het jaar opschrijven wat ze wilden bereiken en wat zij (van hem) nodig hadden om hun doelen te bereiken. Wonderlijk. Ik heb een collega die toetsen laat nakijken door een nakijkbrigade, bestaande uit leerlingen.

Samen met collega’s Simon en Jasper kreeg ik de mooie taak om een nieuw vak te ontwikkelen, Grote Denkers. Geconditioneerd als ik was gaf ik aanvankelijk nog veel kleine opdrachten en tussentijdse schriftelijke overhoringen, voorzien van feedback. Binnen de sectie stond ik daarom bekend als ‘de cijferjunk’. Ik weet nog goed dat ik Simon een keer op zijn donder gaf omdat zijn gemiddelde meer dan een punt hoger lag dan mijn mooie 6,35. Inmiddels geef ik niet meer dan twee of drie cijfers per periode. In de eerste klas zelfs maar één. Simon en Jasper hebben mij geholpen om af te kicken. Ik ben een trotse ex-verslaafde.

Grote denkers

Tegenwoordig gaat het gesprek in de sectie over de vraag wat we willen bereiken in de drie jaar dat wij onze leerlingen onder onze hoede hebben. Allereerst hebben we een profiel geschetst, op basis van de hedendaagse samenleving en met het oog op de toekomst, dat het eindstreven van ons onderwijs vormt. De belangrijkste taak van het onderwijs is altijd geweest om leerlingen voor te bereiden op de wereld en hun eigen plek daarin. Dat wil in onze optiek zeggen: tot geëngageerde en autonome wereldburgers. Met een open blik naar de ander en met oog voor maatschappelijke verschillen. Uit dit profiel ontspringen doorlopende leerlijnen: kritisch denken, nauwgezet denken groot denken. Het is onze uitdaging om ‘formatieve’ lessen te ontwerpen, gebaseerd op heldere leerdoelen te ontwikkelen die aansluiten bij deze doorlopende leerlijnen. Dit is een work in progress, maar we komen ieder jaar weer een beetje dichterbij ons streven.

Ik ben dan ook blij met de derde editie van Meetup020, die over dit thema gaat. Deze avond kan ik leren op welke manier collega’s van andere scholen feedback inzetten om leerlingen verder te helpen. Ik zal zelf een poging wagen om de belangrijkste inzichten uit theorie en praktijk te delen, onder meer uit het recentelijk verschenen De Toetsrevolutie, van Dominique Sluijsmans en René Kneyber. Daarna gaan we uiteen in kleine groepen om ervaringen, technieken en best practices uit te wisselen. Ik kijk er naar uit.

Klik hier voor het programma van Meetup020.

Klik hier om je aan te melden (gratis).

Verhinderd, maar wel geïnteresseerd? Klik hier voor het gratis ebook De Toetsrevolutie, van Dominique Sluijsmans en René Kneyber.